In totaal worden er zes sensoren op het hoofd bevestigd. Aan ieder oor komen twee klipjes (referentie en aardelektrode). Op twee speciale plekjes op het hoofd, die in vaktaal C3 en C4 worden genoemd, worden met een beetje geleidende pasta de twee meetelektrodes geplaatst. Deze sensoren meten slechts en sturen dus geen signalen het hoofd in. De metingen worden door de software in de laptop verwerkt en geïnterpreteerd, zodat de activiteit van de hersengolven als een EEG op het scherm van de therapeut zichtbaar wordt.

De therapeut stelt vervolgens de software in, zodat op momenten waarop de activiteit (turbulentie) in de hersengolven sterk verandert er een feedback respons gegenereerd wordt. Deze feedback is voor de cliënt waarneembaar als een zeer korte onderbreking in de muziek en het beeld. Door deze onderbrekingen ontstaat een heroriëntatiereactie in het brein, waardoor de turbulentie afneemt en de hersenactiviteit in het EEG geleidelijk verandert. Zoals eerder vermeld, neemt hierdoor de complexiteit van de met elkaar samenwerkende hersengolven toe. De activiteit in de frequentiebanden wordt beter aangepast aan de wisselende taken van het brein.

Na 5 tot 10 trainingssessies ervaren de meeste mensen al een verandering, alhoewel dit vaak heel geleidelijk gaat. Over het algemeen zijn er ca. 20 neurofeedback trainingen nodig om een blijvend positief resultaat te waarborgen (dit kan variëren en hangt onder andere af van de ernst van de stoornis en de mate van medicijngebruik).